Vissige spreekwoorden

De vele tegeltjeswijsheden of spreekwoorden die de Nederlandse taal rijk is, gaan vaak al honderden of zelfs duizenden jaren mee. Soms raakt er eentje in de vergetelheid, soms komen er weer nieuwe bij. Maar of ze onze taal nu al lang sieren of niet, achter al deze spreekwoorden schuilt een verhaal.

Tegelwijsheid

Want spreekwoorden ontstaan door de beproevingen van het leven waardoor het meestal wel te bedenken is waar de oorsprong ligt. Het is daarom ook niet gek dat Nederland een rijke verzameling aan spreekwoorden heeft met ‘Vis’ als onderwerp. Nederland en vis zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De handel in vis legde in de Middeleeuwen al de basis voor de Nederlandse welvaart.

Zie hier de bonte verzameling:

  • Aal is geen paling; van een slechte grondstof kun je geen goed product maken
     
  • Aan een goede visser ontsnapt ook weleens een aal; zelfs de besten kunnen foutjes maken
     
  • Achter het net vissen; te laat komen, de waarheid niet kunnen achterhalen
     
  • Achterin de fuik zit de paling; je moet geduld hebben
     
  • Alle vis is geen bakvis; niet alles is even dienstig, handelbaar of lekker
     
  • Als een vis op het droge (of op zolder); iemand die zijn draai niet kan vinden of daar niet thuishoort
     
  • Als de vis goedkoop is, stinkt ze; de herkomst ergens van is niet te vertrouwen
     
  • Als haringen in een ton; zeer dicht opeengepakt
     
  • Als sardientjes in een blik; stijf boven op elkaar; dicht opeen
     
  • Beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis; Oost-West thuis best
     
  • Bezoek en vis blijven drie dagen fris; je moet geen gasten te lang laten logeren want dan ga je je aan hun gewoonten ergeren
     
  • Bij de vleet; er is meer dan voldoende van (vleet was vroeger een groot visnet)
     
  • Bot vangen; een teleurstelling oplopen
     

  • Boter bij de vis; betaling bij de levering
     
  • Boter naar de vis dragen,  iemand in verleiding brengen
     
  • Botten blijven platvis; als je dom bent dan blijf je dat
     
  • Daar waar de haring braadt; daar waar het iemand bevalt
     

  • Daar zitten graten in; daar klopt iets niet
     
  • Dat is een aalshuid; dat is van weinig waarde
     
  • De baars vergallen; de zaak laten mislukken
     
  • De boer eet vis als het spek op is; Je moet tevreden zijn met wat je hebt
     
  • De grote vissen eten de kleine; de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt
     
  • De spiering doet de kabeljauw afslaan; er is veel slecht spul op de markt en daar lijden de prijzen onder van de betere spullen
     
  • De vis aardt naar de zee; je kunt wel zien waar hij vandaan komt
     
  • De vis wordt duurbetaald; het vereist grote en zware offers
     
  • Die heeft een graat in z’n keel; hij is (spreekt) bekakt
     
  • Die is vis; die is dronken
     
  • Die vis heeft, moet ook de graat hebben; je moet ook de nadelen accepteren (geen rozen zonder doornen)
     
  • Droge stokvis; een houterig iemand
     
  • Een bliek (spiering) uitgooien om een snoek te vangen; met zo min mogelijk kosten proberen maximale winst te behalen
     
  • Een geheugen als een garnaal; een zeer slecht geheugen hebben
     
  • Een goeie vis moet drie keer zwemmen; in het water, in de boter of kookvocht en in de wijn
     
  • Een klein visje een zoet visje; je moet ook met weinig tevreden kunnen zijn
     
  • Een spiering uitgooien om een kabeljauw te vangen; iets opofferen om er groter nut voor terug te krijgen
     
  • Een knorhaan pikken; een dutje doen
     
  • Een visje uitgooien; proberen of ergens belangstelling voor bestaat
     
  • Een visje verschalken; een kleinigheid meepikken
     
  • Eet vis als het er is; vis moet je niet lang bewaren
     
  • Er kan nog een kabeljauw onderdoor; er is ruimte genoeg (brug, speling)
     
  • Er zijn haaien op de kust; er dreigt gevaar; iemand dreigt jouw voordeeltje in te pikken
     
  • Geen vin verroeren; geen poot uitsteken
     
  • Haring in het land, dokter aan de kant; haring eten is zeer gezond
     
  • Haring of kuit ergens van willen hebben; hij wil iets zeker weten of uitgezocht zien
     
  • Het is alle dagen visdag maar geen vangdag; als de buit of vangst tegen valt
     
  • Het is visnamig; daar is het goed vissen, er zit daar veel vis.
     
  • Het kan niet altijd kaviaar zijn; niet elke dag is een topdag
     
  • Het neusje van de zalm; dat is het allerbeste
     
  • Hij droomt van schol hij eet graag platvis; hij verwacht te veel
     
  • Hij heeft bot gegeten; hij is dom geboren en dat zal hij wel blijven ook
     
  • Hij heeft schelvisogen, hij kijkt als een schelvis; hij kijkt je lodderig, dom of onbetrouwbaar aan
     
  • Hij gaat de visjes voeren; hij is zeeziek en moet overgeven
     
  • Hij kan zwemmen als een vis; iemand die zeer goed kan zwemmen
     
  • Hij gedraagt zich als een baars; hij is zeer onhandig
     
  • Hij heeft de hersens van een garnaal; bij is erg dom
     
  • Hij heeft een paling (snoek) gevangen; iemand die per ongeluk in het water is gevallen
     
  • Hij heeft het gelijk van de vismarkt; iemand die (altijd) probeert met een grote mond zijn gelijk te krijgen
     
  • Hij heeft met een zilveren (of gouden) hengel gevist; met bedrog zijn doel bereiken
     
  • Hij is fijn op de graat; hij is zeer gelovig
     
  • Hij is lelijk ten haring gevaren; hij heeft zwaar pech gehad
     
  • Hij is niet zuiver op de graat; hij is niet te vertrouwen
     
  • Hij is zo gesloten als een oester; hij doet zijn mond niet open en kan een geheim bewaren
     
  • Hij is zo koud als een vis; hij is gevoelloos
     
  • Hij is zo mager als een garnaal; zeer mager zijn
     
  • Hij is zo stoned als een garnaal (ook makreel); hij is stomdronken
     
  • Hij kijkt als een snoek op zolder; hij is zeer verbaasd
     
  • Hij leeft als een vis in het water; hij heeft absoluut geen zorgen
     
  • Hij praat visserslatijn; hij blaast zijn prestaties op
     
  • Hij snakt ernaar als een vis naar water; ergens hevig naar verlangen
     
  • Hij vaart de haring over de kop; hij schiet zijn doel voorbij
     
  • Hij vist in troebel water; hij is een profiteur
     
  • Hoe meer vis, hoe droever water; als er meer mensen komen, valt er minder te verdelen (erfenissen)
     
  • Iedereen wat van de stokvis; eerlijk delen
     
  • Iemand uitmaken voor rotte vis; iemand uitschelden voor alles wat mooi en lelijk is
     
  • Je kunt nooit weten waar een paling kruipt; zeg nooit nooit
     
  • Ik maak een platvis van je; iemand dreigen in elkaar te slaan
     
  • In zulk water vangt men zulke vissen; van dat slag volk mag men dat verwachten
     
  • Leven als een vis in het water; totaal tevreden en onbekommerd leven
     
  • Met hem kun je gaan vissen; een prettig persoon in de omgang
     
  • Met vis wordt vis gelokt; slim tegen slim
     
  • Mossel noch vis; goed noch slecht
     
  • Naar de kabeljauwskelder; schip wat gezonken is
     
  • Naar iets vissen; iets trachten te achterhalen
     
  • Platvis eet je met de ramen open en rondvis met de ramen dicht; platvis is een zomervis en rondvis is in de winter op z'n best
     
  • Roep geen haring voor hij in het net is; wees niet te voorbarig
     
  • Spiering is ook vis, als er niets anders is; bij gebrek aan beter
     
  • Snoeken op zolder zoeken; vergeefse moeite doen
     
  • Tussen de mazen (van het net) vissen; creatief te werk gaan
     
  • Van december tot maart is de schol de pan niet waard; platvis moet je in de zomer eten
     
  • Vis begint aan de kop te stinken; als een bedrijf een slecht management heeft
     
  • Vis moet (wil) zwemmen; bij een goede maaltijd hoort een goed glas wijn (bier)
     
  • Vis laat de mens zoals die is; vis eten is goed voor je
     
  • Vissen hebben een goed leven; het gelag niet betalen
     
  • Vissenbloed hebben; koudbloedig zijn, weinig gevoel hebben, niet gauw koud hebben
     
  • Voor een vissers deur vissen; vergeefse moeite doen
     
  • Vuile boter, vuile vis; zonder goed gereedschap bereik je geen goede resultaten
     
  • Waar geen vis is, is haring ook vis; je moet voor alles moeite doen
     
  • Wie ’s nacht gaat vissen moet overdag zijn netten drogen; wie te veel heeft gedronken is de volgende dag niets waard
     
  • Wie slaapt, vangt geen vis; je moet voor alles moeite doen
     
  • Wie tijdens carnaval uit vissen gaat die heeft geen Brabantse ruggengraat; je bent geen echte Brabander als je geen carnaval viert
     
  • Zijn haring braadt daar niet; hij is daar niet welkom
     
  • Ze is nog een bakvis;  ze is nog een jong meisje
     
  • Ze is zo plat als een botje (scholletje); ze heeft bijna geen borsten
     
  • Ze slaan een snoek; roeiers die een slag met hun riem missen
     
  • Zo droog als een haring; hij zegt bijna niks
     
  • Zo glad als een aal (paling); hij is geslepen, uitgekookt
     
  • Zo Hollands als haring met uitjes; typisch Hollands
     
  • Zo kalm als een zalm; een rustig persoon
     
  • Zo rood als een kreeft; een rode kleur hebben
     
  • Zo stom als een vis; iemand die geen woord zegt
     
  • Zo gezond als een vis; heel gezond

Weet jij er nog eentje die ontbreekt of misschien ben jij die creatieve uitvinder van een nieuw, vissig spreekwoord ;-)? Stuur ons dan even een mailtje.